Jong geleerd, oud verweerd
Ik was 14. Ik kraste haar initialen –J.W.- in de schors van een boom. Ze was 13, met een mooie beugel en zwart haar. Voor de eerste keer verliefd. Toevallig liep ik, nu 39, weer langs het park vlak naast de speeltuin. De boom kwam me bekend voor. Boven m’n hoofd stonden haar letters, en de mijne. Vergroot, uitgerekt, zichtbaar zolang de boom er nog zal staat. Hoe heette ze nog maar?Inleiding
Kerkelijk Nederland ontboste in de laatste decennia. De loofbomen zijn drastisch uitgedund en van de soort 'Kastanje' zijn nog zo'n 270 bomen over. Jonge bomen worden nauwelijks geplant en zowat alle boomverzorgers zijn bezig met het onderhoud van de bestaande bomen. Bomen die een klimaatsverandering meemaakten en moeizaam leven met de gevolgen van kleine stormen.
In het vorige artikel werd, in snelle pennestreken en in zwart-wit, beschreven waar de vrijgemaakte (en de andere reformatorische) kerken missionair gezien staan. Niet leuk, wel herkenbaar.
Ook gaf ik een aantal culturele en maatschappelijke redenen waardoor dit het bos ‘overkwam’. Maar niet alleen invloeden van buitenaf speelden een rol. Het bos droeg en draagt zelf bij aan de eigen problematiek. Daarover in dit artikel iets meer.
Specialisatie of groot loofbos
Als ik terug kijk op de afgelopen decennia, kritisch en beschouwend, dan hebben veel boomsoorten geprobeerd zoveel mogelijk de eigen soort te conserveren en in stand te houden. En de manier om in de stormen overeind te blijven, om in afbraakperiodes te blijven staan, was je aan elkaar vastklampen. De nadruk te leggen op de kenmerken van de echte kastanje.
Hoe duidelijker het bos werd afgebakend en hoe beter elke kastanjeboom paste in de groep, hoe fijner het was. Voor het bos, dan. Het leek soms wel wat op torenbouw. Mensen op zoek naar veiligheid, naar gezamenlijkheid, naar zichtbare aanwezigheid.
Deze beide bewegingen: ‘veiligheid zoeken in duidelijkheid en gezamenlijkheid’ én ‘afbakening van de eigen groep’ zijn heel herkenbaar in de recente geschiedenis van sommige kerken en kerkgenootschappen.
Wil een gemeente de komende jaren écht aan de slag het missionaire DNA ook in gedrag en karakter zichtbaar te krijgen, dan zal het perspectief veranderen. Veiligheid zul je deels moeten opgeven, of verzetten van ‘samen als kerken’ naar ‘alleen en afhankelijk van God’. En de afbakening van de eigen groep zal tegengaan moeten worden door transparanter te worden en gastvrij. Vage grenzen kenmerken een gemeente die ‘in de wereld’ actief is. Vage grenzen, maar een duidelijke hoofdstad, en een herkenbare koning!
Johannes 17, bijvoorbeeld, is zeer duidelijk als het gaat over zichtbare eenheid van christenen: Ik bid niet alleen voor hen, maar ook voor degenen die door hun verkondiging in mij geloven. Vader, laten ze allen één zijn zoals u in mij bent en ik in u ben. Laten ook zij in ons zijn; dan zal de wereld geloven dat u mij hebt gezonden. De glorie die u mij hebt gegeven, heb ik hun gegeven opdat ze één zijn zoals wij één zijn: ik in hen en u in mij. Zo zullen ze volmaakt één zijn, en dan zal de wereld weten dat u mij gezonden hebt en dat u hen hebt liefgehad zoals u mij hebt liefgehad. Kerkelijke verdeeldheid, ruzies en afscheidingen, zoals bij PKN en GKV in verschillende gemeentes het geval was en telkens weer voorkomt, ze staan in de weg ‘dat de wereld weet dat God z’n Zoon gezonden heeft tot een redding voor velen’.
En een passage als Filippenzen 2 geeft een richting aan, waarbij niet vormen, afspraken en dezelfde naam de eenheid bevorderen, maar de ene Geest, de ene verlossing en de ene Christus: Als dus in onze verbondenheid in Christus vermaning en liefdevolle bemoediging, gemeenschap van Geest en gevoelens van genegenheid en meeleven u iets zeggen, maak mij dan volmaakt blij door eensgezind te zijn, door één te zijn in liefde, gelijkgezind en één in streven. U moet die gezindheid hebben die ook Christus Jezus had.
Leslie Newbigin (in Gospel in a Pluralist Society / 1986) beargumenteerde al eerder dat álle kerken en denominaties geroepen worden tekens van het Koninkrijk van God te zijn. De drager van het Koninkrijk is de Geest. Deze brengt mensen tot de lof van God. Voor ons is het simpeler: wij zijn tekens, lampen. Want Christenen loven God door zich aan z’n wetten te houden. Zo worden ze zichtbaar, in de eigen omgeving, in de eigen relaties. We worden zichtbaar met onze woorden en vooral onze daden. Heilig leven… daardoor krijgt het koninkrijk van God vorm, al hier op aarde. En soms steekt ons licht anderen aan.
Eigenlijk is het zo dat pluriformiteit van kerken bijdraagt aan evangelisatie. Verscheidenheid, veelkleurigheid, veelvormigheid, multiculturaliteit, verschillen in klimaat, vorm en sfeer, ze vormen de verschillende ingangen in de Nederlandse maatschappij. Ze dragen bij aan de mogelijkheid dat meer mensen de weg vinden naar de God die van al deze kerken de Heer wil zijn.
Om het in biologische termen te zeggen: Een loofbos is een grote verscheidenheid van bomen. En vele planten, dieren, insecten en wandelaars vinden er hun weg.
Het is niet zo dat de God van de kerk een missie in deze wereld heeft. Het is net andersom: De God van de missie heeft kerken in deze wereld
Bomen vorm je alleen de eerste jaren
De afgelopen jaren blijkt dat verschillen tussen kerken toenemen. Ook binnen één kerkverband. Dit vind ik een goede zaak. Ik zou het zelfs heel graag bevorderd zien.
Missionaire gemeentes passen zich aan aan hun omgeving. Het is gebaseerd op het principe van de incarnatie: God trok ons vlees aan. Wij trekken de cultuur aan van onze omgeving[A2] . Op die manier kunnen we mensen bereiken. Paulus pleitte er ook voor: de jood een jood, de griek een griek.
Als gemeente doe je je best je in te leven, begrijpbaar te communiceren, zichtbaar verassend gedrag te vertonen. Zo wordt een kerk gevormd: met de kenmerken van het éigen DNA en de omgevingsfactoren die invloed hebben.
Een boom kun je, als ze jong is, ook prima vormen met leidraad, bamboestokken en snoeien. Je moet er wél verstand van hebben, trouwens. Het is werk voor ervaren boomverzorgers.
Eenmaal ín de vorm kan een boom niet echt meer een andere vorm krijgen. Begeleiding gaat over in ingrijpen, en dit is vaak pijnlijk: vormdwang en verwijderen van takken.
Hoe ouder de boom, hoe meer de vorm er voor altijd in zit. Met je tijd meegaan zit er voor een volgroeide boom niet in.
Dit gaat voor gemeentes m.i. ook duidelijk op. Kerken met een lange historie en een vastgelegde cultuur kost het verschrikkelijk veel energie om zich aan te passen aan een veranderde omgeving. Weerstanden zijn er van binnenuit (de schapen ín het hok blaten hard en de schapen buiten het hok hoor je niet) en vanuit de eigen cultuur (onbekendheid en ongewoonheid met hoe het anders kan) Het kán wel, lijken sommige gemeentes aan te tonen, maar wat kost het een geduld, een trekkracht, een weerstand. En snoeien in de eigen activiteiten, de mensen in dienst, het doet pijn.
Het is denk ik daarom dat oudere kerken niet meer beginnen aan een écht missionair veranderingstraject. Daarvoor moet je jong zijn, heel gedreven of heel veel energie bezitten.
De meeste vrijgemaakte kerken zijn dit niet. Niet jong meer, niet zo gedreven en verlangend naar uitbouw en verandering, naar veel nieuwe mensen. En veel kerken zijn energie kwijtgeraakt aan gesprekken over liturgie, gemeenteopbouw, verschil van inzicht bij veranderingstrajecten. Dit laatste onderstreept trouwens het punt: bij oude bomen levert snoei een wond, bij jonge een nieuwe spriet.
Is er nog missionaire hoop voor deze kerken?
Kerkplanting en gemeente-uitbouw
Zeker. Bovenstaande is geen doemverhaal. Meer een constatering van de huidige stand van zaken.
Natuurlijk zijn er enkele jonge, een paar gedreven en sommige energieke kerken. En die groeien vanzelf door, mits ze goed worden verzorgd en geleid.
Maar hoe zit het met de andere? Ik pleit voor andere vormen van evangelisatie en uitbouw dan via folderen, kinderwerk, laagdrempelige diensten, Alphacurussen in de marge van de gemeente, welkomstcommissies, e.d.
Oudere mensen, denk aan Abraham, kunnen zich prima voortplanten. Oudere kerken ook. Maar niet door zélf te groeien en te veranderen. Het gaat over nageslacht. Zoons en dochters, adoptie- en pleegkinderen (in je eigen gezin of financieel support voor ver weg). Pijlen in je koker!
Zaai jezelf uit. Incarneer. Leef voort in je nageslacht.
Enkele opties op een rij
- Een klein begin vlakbij een ouder
Ga vanuit een bestaande gemeente op een nieuwe plek (geografisch vlakbij zijn) aan de slag. Gemeenteleden (jong, of gedreven, of vol energie) worden hiervoor apart aangezocht en gevraagd. Als medearbeiders ben je gedreven en gezonden!
Je start als gemeente een tweede plek voor samenkomsten, en daar zorg je voor Alpha en Emmaüscursussen, voor koffie en inloop. Want je wilt nieuwe contacten. En daarom zorg je, vanuit dat netwerk van boomplanters, voor dienstverlening (diaconaat) en zorg (pastoraat aan mensen die geen kerklid zijn), voor onderwijs en voorbeelden.
Zo’n nieuwe scheut zal langzaam een nieuwe boom worden. Voorlopig sponsor je, bemens je en draag je als zendende gemeente deze jonge boom. Waarom zou je alleen zenden naar Irian, Israël of Oostenrijk? In de meeste wijken in Nederland waar een kerk staat is ongeveer 60% van de mensen niet-christelijk.
- Samen een boompje kweken
Een tweede optie is het planten van een nieuwe kerk in een regio waar iedereen wel is, maar op die locatie juist nog niet. In de achterhoek is daar een voorbeeld van. In Lichtenvoorde (je moet de kaart erbij pakken of ervandaan komen) wordt de grond geploegd voor een nieuwe boom. Deze wordt geplant door alle classiskerken én door een CGK-gemeente.
Samen leveren deze gemeentes voldoende menskracht, gedrevenheid en geld om deze boom in de grond te zetten. Dat is visie op kerkplanting!
- Boomkwekerijen
Ik schreef het al in het vorige artikel: “hadden we, als mensen van een kerkverband, maar geld, aandacht en verlangen naar boomkwekerijen, naar voldoende personeel’.
En dat vul ik hier graag aan met: ‘hadden we maar meer moed, geloof en visie om nieuwe boomvormen uit te proberen, nieuwe vormen van geloofsgemeenschappen’.
Daarvoor zouden we boomkwekerijen moeten opzetten. Daar werken mensen met hun handen in de grond. Ze zullen aarde aan de vingers krijgen, fouten maken. Maar ook leren hoe ze kleine, nieuwe bomen kunnen poten, gebruikmakend van zaad, vruchten, afleggers en entmateriaal van de vele prachtige oudere bomen.
En we zijn er al mee begonnen. In Amsterdam en Maastricht. En de CGK in Rotterdam en Den Haag. Waar kan het nog meer?
Het DNA van de boom
Het ligt in het DNA van de kerk om zich dan aan te passen, met het oog op het behoud van mensen, want dit is de wens en scheppingsdaad van de stichter van de kerk. Wij, als kerken, moeten alleen van zijn DNA nog naar zijn karakter.
We moeten leren zoeken, overtuigen, winnen, bereiken, met het oog op het behoud van mensen. Neem het karakter van Christus aan. Die legde al z’n heerlijkheid af voor die missie. En vervolgens zijn eigen leven. Grif daarom zijn initialen in jouw stam. Hoe ouder je wordt, hoe zichtbaarder die zullen zijn.
In veel kerken kunnen we geen dingen doen die voor onkerkelijke mensen betekenisvol en begrijpbaar zijn, omdat het tegen onze tradities ingaat (Mike Slaughter in ‘He shall Glorify me’)
<< Home